Een reisverhaal van 25 maart 2004
Smeltkroes van culturen
Dag 1 – Vroeg op; om half zes gaat de wekker. Vakantie, onze rondreis door Kaapverdië gaat beginnen! Inpakken, koffie, vertrek. Met de rugzakken op wandelen we naar het station en nemen de trein naar Schiphol. Daar is het, vroeg in de ochtend, nog lekker rustig. In vertrekhal 3 – kleiner en gezelliger dan 1 en 2 – drinken we koffie. Op de achtergrond klinkt mooie latin muziek. Als we al niet in vakantiestemming waren, dan komen we het nu wel.
We vertrekken met wat vertraging. Het is alsof we het Afrikaanse tempo al te pakken hebben! Ruim een half uur achter op het schema trekt de piloot het roer naar zich toe en kiezen we met dreunende motoren het luchtruim.
We vliegen op wat lagere hoogte en wat langzamer dan op andere intercontinentale vluchten. Misschien wordt deze vliegreis ook wel niet als zodanig gezien, ondanks dat we toch van Europa naar Afrika vliegen. De eerste vier uur van de vlucht zien we voornamelijk het blauw van zee en lucht, in alle mogelijke nuances en schakeringen. Dan komen de Canarische Eilanden in zicht. De langgerekte vorm van het eiland Tenerife is gemakkelijk te herkennen.
De passagiers vormen een smeltkroes van culturen. Net als de Kaapverdische Eilanden zelf, hebben we in de vooraf uitgebreid bestudeerde reisgidsen gelezen. We knopen een praatje aan met enkele medepassagiers – dan gaat de reis wat sneller. Onze ‘buurman’, Rotterdammer, op weg naar Praia voor zaken, is idolaat van het eiland Sal. Hij is er al meerdere malen geweest en vertelt enthousiast over de prachtige stranden van het zandeiland.
Aankomst op de luchthaven van Sal
Twee uur later zien we Sal liggen. Een bijna ronde platte zandplaat met enkele vulkaankraters, zoutpannen en wat kleine dorpjes. Het is wat nevelig en bewolkt weer en moeilijk voor te stellen dat het vlakke eiland zulke mooie helderwitte stranden heeft. Maar onze medepassagier zal er vast niet om liegen.
Zonder problemen landen we op het vliegveld van Sal. Een bus brengt ons naar het luchthavengebouw. De afhandeling van passagiers gaat al even langzaam als het vertrek vanaf Schiphol. En ook al is het vakantie, we hebben haast. Over slechts drie kwartier vertrekt onze aansluitende vlucht naar het eiland São Nicolau.
Eerst maar eens een visum halen, in een apart kantoortje in de hal. Een behulpzame douanier die ziet dat we een beetje in onze rats zitten, loodst ons snel en zonder check langs de paspoortcontrole. Snel nog wat geld omwisselen en dan inchecken voor de volgende vlucht. Bij de balie blijkt dat we eigenlijk helemaal niet zo’n haast hadden hoeven maken, want ook dit vliegtuig is vertraagd. Marjan dacht het al, en ook de purser op onze internationale vlucht vertelde dat men wel op ons zou wachten. Zoveel vertrouwen had ik niet – ten onrechte dus. Ik moet nog even wennen aan het ‘Afrikaanse tempo’!
Het vliegveldje van São Nicolau
Met een Twin Otter vliegen we naar het eiland São Nicolau. Eindelijk horen we weer eens een ‘echt’ vliegtuiggeluid: het gebrom van propellers. Trillend hangen ze aan de vleugel. Door mijn raampje zie ik de razendsnel ronddraaiende propellerbladen, een zwarte waas tegen de achtergrond van de donkerblauwe oceaan.
Het weer zit niet mee; zwaarbewolkt en nevelig is het. Sahara-zand, denkt Marjan. “Je kan best eens gelijk hebben”, reageer ik op haar opmerking. “Zoals gewoonlijk eigenlijk”, voeg ik er in gedachten aan toe.
→ Lees ook: alles over het klimaat van Kaapverdië
→ Bekijk ook: de vliegtijd van Nederland naar Kaapverdië
De vliegreis tussen de eilanden duurt maar kort. Na 25 minuten staan we alweer op de grond. Aeropuerto São Nicolau is niet meer dan een smalle landingsstrip en een laag luchthavengebouwtje. In de vertrekhal zie ik al iemand staan zwaaien met een papier met onze namen erop. Door twee gaten in een muur wordt even later onze bagage aangereikt. Dit is toch werkelijk een van de kleinste vliegveldjes waar ik tot nu toe geweest ben.
Ribeira Brava, in de tropen
Even later rijden we over een hobbelige, met zwarte basaltkeitjes geplaveide bergweg naar Vila de Ribeira Brava, de hoofdstad van het eiland. Onze chauffeur wijst ons in het stadje de belangrijkste bezienswaardigheden voor toeristen: de bank, het plein, de kerk, de bar en de winkels. Dan is het nog een kort stukje rijden naar ons Pensiao Residencial Jardim in het zuidelijk deel van de stad. Een lange trap leidt naar een fraai betegelde binnenplaats met planten, waar we vriendelijk worden verwelkomd door onze gastvrouw voor de komende dagen. “Inchecken kan straks wel; pakken jullie eerst maar rustig uit en fris je wat op.”
Kamer 204. Weinig daglicht, maar misschien is dat wel zo prettig in de tropen. Twee losse bedden, een aparte badkamer. “Wilt u zo zuinig mogelijk doen met het water?”, wordt ons vriendelijk maar dringend verzocht. We pakken de bagage uit, frissen ons wat op en gaan vervolgens naar de bovenverdieping om in te checken en te reserveren voor het diner. Dat moet hier ruim van te voren gebeuren. Onze gastvrouw kan pas boodschappen gaan doen als ze weet hoeveel gasten blijven eten. Vanwege onze aankomst laat in de middag maakt ze voor ons een uitzondering.
Op deze bovenverdieping – een dakterras eigenlijk – is ook het restaurant. Bruin en beige tegels op de vloer, witte plastic tafels en stoelen. Overal potplanten met weelderige ficussen en varens. Veel mussen; ook zij hebben het restaurant ontdekt. Vanaf hier hebben we een mooi uitzicht op Ribeira. De stad ligt in een smal dal dat aan drie kanten wordt begrensd door kale bergen. Voorzien van een koel biertje maken we een praatje met het handjevol andere Nederlandse en Franse gasten in het pension.
Om acht uur wordt het eten opgediend. Een heerlijke visschotel. De naam van de vis klinkt als Morgana; ik heb hem niet goed verstaan. Het smaakt naar gemarineerde tonijn. De grote schotel is overvloedig voorzien van kool, wortelen, gewone en zoete aardappels, rijst en sla. Een lust voor oog en maag.
Na het eten trekken we ons terug op de kamer en vallen al spoedig in slaap, ook al kraaien de hanen en schettert de muziek.
Wandeltocht van Ribeira Brava naar Quimada
Dag 2 – Vroeg naar bed betekent vroeg wakker. We soezen nog wat na, luisterend naar de geluiden. Het pension en de stad komen langzaam weer tot leven. Om half negen een goed ontbijt met heerlijke koffie op het dakterras. Het is prachtig weer. De hemel is strakblauw met enkele witte wolkjes. Sinds de zon boven de bergen uit is gekomen, stijgt de temperatuur snel tot een aangename waarde.
We gaan Ribeira Brava verkennen. We zwerven door de straatjes met de zwarte basaltkeien, bekijken de pittoreske huizen en pleintjes. In het centrum staat een grote kerk, aan de voorzijde verblindend wit gepleisterd. Tijd voor enkele huishoudelijke zaken: We herbevestigen onze vliegtickets bij de TACV (Cabo Verde Airlines) en nemen geld op bij de bank. We slenteren terug naar het pension en kiezen daar een van de wandelingen uit het informatiepakket van ons reisbureau.
We gaan voor de wandeltocht van Ribeira Brava naar Quimada en verder naar de kust. Vanaf het kerkplein in het centrum van de stad lopen we over een geplaveide weg de vallei in – of uit, het is maar net hoe je het bekijkt. Op de hellingen langs de weg zijn veel huizen gebouwd. Ook zien we overal landbouwterrassen. De bergen zijn droog, kaal, grijs; de terrassen oases van weelderig groen met her en der het felle roze van uitbundig bloeiende bougainville. Regelmatig komen we mensen tegen; druk is overdreven maar voor buiten de stad is er aardig wat verkeer, dat ons te voet, te paard, per ezel, kar of auto tegemoet of achterop komt.
“U bent helemaal verkeerd gelopen”
Naarmate we verder, en hoger, komen, wordt het landschap kaler en zo mogelijk nog droger. Veel van de terrassen om ons heen zijn verlaten. Dorre takken en stro zijn de laatste herinneringen aan eerdere bebouwing. We passeren een felgeel geschilderde was- en waterplaats. Hier ergens moeten we afslaan – maar waar? We zien geen enkel pad en wandelen dus maar verder. Later blijkt, dat we zeker een uur te ver zijn doorgelopen. Het pad stijgt, het is warm en we raken vermoeid. De overgang van het frisse Nederland naar het warme Kaapverdië laat zich geducht voelen.
Een uur later. We hebben ondertussen geen idee meer waar we zijn. Een slecht begin van onze wandelingen … “Ik hoop toch wel dat de andere routebeschrijvingen beter zullen zijn”, denk ik bij mezelf terwijl we rondspeuren naar iemand om de weg te vragen. Het mooi geïllustreerde Duitstalige wandelboekje dat we van onze reisorganisatie meekregen, heeft voor mij al een heel stuk van z’n aantrekkelijkheid verloren. “U bent helemaal verkeerd gelopen”, is de conclusie van de boer aan wie we onze vraag voorleggen. Al Marjan’s ideeën over alternatieve routes worden daarmee de bodem ingeslagen. We keren op onze schreden terug.
Bij een caféetje naast een waterplaats proberen we de goede route weer op te pikken. We lopen over een smal pad de helling omhoog. Vriendelijke boeren wijzen ons de weg over smalle kronkelpaden langs akkers, verspreide boerderijtjes met helderrode daken en terrassen. Het is warm, warm, warm. Of beter gezegd, ik heb behoorlijk last van de klimaatovergang. In de schaduw van een boom eten en drinken we wat. Het is dan gelukkig niet ver meer naar de pas, op 410 meter hoogte.
Wandelen langs bananenbomen en kokospalmen
Op de pas waait een heerlijk verfrissend windje. Voor ons ligt een mooi begroeid dal, een stuk groener dan de kale en droge vallei waar we zonet uitklommen. We dalen af in de richting van Quimada, het kustplaatsje aan het eind van deze vallei. Het is hier een stuk koeler door de wind van zee. We dalen af over goede paden. Oriëntatie is hier geen probleem meer; we zien ons einddoel al van verre in het dal beneden ons liggen. We zijn inmiddels ook wat meer gewend aan de eigenaardigheden in de Duitstalige routebeschrijvingen en gabeln naar links en rechts alsof we nooit anders deden. Langs bananenbomen, kokospalmen en papaya bomen gaat het over smalle paden zigzaggend omlaag. We zien een enkele drakenboom staan, inheems op deze eilanden maar intussen toch ook hier al een zeldzaamheid.
Het dorp Quimada is maar klein, een handvol huisjes en een dorpspomp, omgeven door grote bananenplantages. Op straat en bij de wasplaats ontmoeten we een handvol kinderen; de ouderen zijn waarschijnlijk op het land bezig.
We wandelen door Quimada verder omlaag naar de oceaan. Een karrenspoor verhard met gravel leidt vanaf een kustweg naar de oceaan, waar de branding wild tegen de rotsen slaat. Tussen de rotsblokken staat een groot bord, waarop is aangegeven hoelang het duurt voordat afval door de natuur is verteerd. Of het helpt? Ik zie in ieder geval weinig afval liggen. Maar dat kan ook komen doordat er hier maar weinig mensen komen. Marjan gaat pootjebaden in de luwte van enkele grote rotsen.
Langs de kust terugrijden met een aluguer
Terug naar de kustweg. Daar wachten we op een aluguer, een taxibusje, om ons terug te rijden naar Ribeira Brava. De weg lijkt uitgestorven; ik heb tijdens onze omzwervingen nog geen voertuig zien langskomen. En het is inmiddels ook al wat later op de middag zodat het voor de aluguer-chauffeurs lucratieve marktverkeer al geweest is. Toch duurt het – tot onze verwondering – slechts tien minuten voordat een eilandtaxi opdoemt.
Over de kustweg rijden we in het busje terug naar de stad. In het centrum van Ribeira laten we ons afzetten. Via de overdekte markt, waar de handel al bijna is afgelopen, en het kerkplein wandelen we naar het hotel waar we de tijd voor het eten doden met een frisse douche, de foto’s van deze dag bekijken – een primeur, want ik heb de digitale camera voor het eerst mee op reis – en een biertje op het terras.
Om acht uur wordt het diner geserveerd. Opnieuw vis – één met grote tanden, die ondanks het afschrikwekkende uiterlijk overheerlijk smaakt. Ook vanavond lukt het niet om achter de naam van de vissoort te komen. We eten er niet minder om. Tegen half tien gaan we naar bed, waar we ondanks de reggae muziek van Bob Marley in no time in slaap vallen.
Estancia Bras, een klein dorp in oceaankleuren
Dag 3 – Tijdens het ontbijt eten de mussen lekker mee. Andere vogels in Kaapverdië heb ik hier eigenlijk nog niet gezien, behalve dan wat duiven op het kerkplein. Na het eten wandelen we naar het plein in de stad en slaan proviand in voor de lunch. Brood op de overdekte markt – de bakker is om onduidelijke redenen gesloten – en kaas en ham bij het kruidenierswinkeltje op de hoek.
Met de aluguer rijden we naar het startpunt van ons wandeling van vandaag, nabij het plaatsje Estancia Bras, vlak aan de kust. Het duurt even voordat we Ribeira Brava verlaten; onze eilandtaxi maakt eerst nog een rondje door de stad om nog wat meer passagiers op te pikken. Een ander Nederlands stel, dat ook in ons pension Jardim logeert, stapt ook in.
Over de kustweg rijden we naar Estancia Bras, een klein dorp in oceaankleuren – we zien witte, grijze en blauwgroene huizen, die schijnbaar willekeurig door elkaar staan. Op de onverharde weggetjes tussen de huizen wemelt het van kippen en geiten. Hier en daar scharrelen enkele koeien rond op een erf, op zoek naar voedsel.
Alhoewel we ons pad buiten het dorp al duidelijk zien lopen, is het in het dorp zoeken naar de route. De huizen staat wijd uit elkaar, waardoor het kleine dorp toch nog een behoorlijke oppervlakte bestaat. Onze omzwervingen door Estancia Bras doen de bewoners opkijken. Erg veel toeristen zijn ze hier kennelijk nog niet gewend.
Na enig zoeken verlaten we het dorp door een drooggevallen rivierbedding en bereiken een breed, merendeels mooi met keitjes geplaveid kustpad, omzoomd met lage stenen muurtjes. Dit is het pad dat we vanuit het dorp al zagen liggen. Het voert over de smalle hoogvlakte boven de kliffenkust in noordelijke richting. Aan weerszijden zijn akkers aangelegd in de droge, stenige bruinrode grond. Of het aan het jaargetijde ligt of aan het gebrek aan water is me niet duidelijk, maar veel wil er op dit moment niet groeien.
Ongelofelijk heldere oceaan
Ook vandaag is het weer prachtig weer. De zon straalt, er staat een prettig windje. Het is, langs de kust, iets koeler dan gisteren in de valleien in het binnenland van São Nicolau. De golven van de Atlantische Oceaan slaan met donderend geweld stuk op de rotsige kliffenkust. Het is een mooi gezicht, het tot witte druppels verstuivende water dat hoog opspat tegen de rotsen. De weg gaat geleidelijk omhoog. Het is er niet druk. Af en toe ontmoeten we een groepje mannen en vrouwen met ezeltjes of met bundels maisstengels op hoofd en rug gebonden – te gebruiken als veevoer, brandstof of als hoedjes voor de kinderen.
Na een uur lopen komt de weg uit bij een hoge klif met twee witte kruizen. Vanaf hier kunnen we het eindpunt van onze wandeling, het dorpje Ribeira Funda al in de verte zien liggen. Aan de voet van de hoge klif ligt een smal strandje. Enkele jongens zijn met lange hengels, gemaakt van agave-stengels, aan het vissen. Dat is hier niet zo’n rustige bezigheid als in Nederland.
Het strand is maar smal en de golven van de oceaan zijn groot. Tussen de kleinere golven, die voor een flinke branding zorgen, komen op onvoorspelbare momenten grote grondzeeën opzetten, die het gehele strand overspoelen. De jongens staan dan tot hun borst in het water en hebben moeite om zich op de been te houden. De oceaan ziet er hier ongelooflijk schoon en helder uit, vast goed viswater. Of onze vissers veel vangen, kan ik vanaf ons uitzichtpunt, meer dan honderd meter boven hun strandje, niet goed zien. Maar er zal vanavond vast wel een maaltje vis mee naar huis gaan.
Voorbij de klif met de twee kruizen komen twee dalen in het zicht. Een heel groen dal, dicht begroeid met bomen en struiken; op ieder plekje waar dat maar mogelijk is zijn akkertjes aangelegd. Het dal loopt uit in een kleine baai. We zien in de diepte een heel smal zandstrandje. De begroeiing – een akker met kool- of mosterdzaad, zo te zien – loopt bijna door tot aan het water. Achter dit groene dal ligt een tweede, dat er wat steniger uitziet. Aan het uiteinde daarvan ligt het doel van onze wandeling, het vissersdorp Ribeira Funda. De huizen ervan zijn met enige moeite te herkennen. Omdat het bouwmateriaal hier voor het oprapen ligt, steken ze nauwelijks af tegen de omgeving.
→ Bekijk ook: alle vakanties naar Kaapverdië
Kokospalmen, papaya’s, mais, tomaten
De weg omlaag is steil, maar niet moeilijk. Het brede, met zwarte lavastenen geplaveide pad slalomt in vele bochten omlaag. Bijna beneden is een gabelung, een splitsing van paden. Wij nemen de afslag naar links, de groene vallei in. Over een paadje lopen we op gelijke hoogte langs de helling. In het dal beneden ons wisselen kokospalmen, papaya’s, mais, tomaten en andere gewassen elkaar af. In het smalle, vruchtbare dal is geen stukje bebouwbare grond onbewerkt.
Een hond blaft ons hard, waarschuwend, toe. Als we dichterbij komen, begint hij kwaadaardig te grommen. Gelukkig wordt hij door zijn baas, die met een ezeltje achterop komt, in toom gehouden. Na een wandeling van een half uur komen we bij een gehuchtje van drie huizen en een schuur.
Vanaf hier kunnen we hoog in de bergen – het dal is maar kort en begint vanaf hier alweer te stijgen – het volgende dorp zien liggen. De wandelgids waarschuwt ons er niet heen te gaan. Het pad zou slecht en gevaarlijk zijn. Het lijkt ons ook wat ver. We keren op onze schreden terug naar de gabelung en verder omlaag door groene velden naar het smalle strandje. Het is toch geen kool- of mosterdzaad dat hier groeit. Maar wat het dan wel is? Wij weten het niet en er is hier niemand om het aan te vragen.
Ribeira Funda, een grotendeels verlaten vissersdorpje
Voorbij het strandje gaat het weer omhoog langs een steile wand, de grens tussen de twee dalen. We klauteren over een kleine landverschuiving en kijken even verderop uit over Ribeira Funda. Het is een grotendeels verlaten vissersdorpje, op een rotsplateau vlak aan zee. De huizen zijn gebouwd met rotsblokken uit de omgeving en hebben rieten daken. Het riet wordt bijeengehouden met behulp van blauwgroene visnetten, die over de dakbedekking zijn getrokken.
De meeste huizen hebben geen ramen of deuren meer; sommige woningen zijn half ingestort en niet meer dan ruïnes van rotsblokken. Het dorp heeft een laag en een hoog gedeelte. Kennelijk is het lage gedeelte het eerst verlaten want als we verder het dorp inlopen, zie we dat in het hoge deel de huizen nog wat meer intact zijn. Ramen en deuren zitten er nog in, zonder glas weliswaar, en verweerd door zon, zee, zout en wind.
Slechts één huis wordt nog bewoond. Op het erf blaft een hond en zijn enkele mannen bezig met een visnet. Ondanks de stralende zon geeft het grotendeels verlaten dorp toch een wat unheimisch gevoel. Waarom is het dorp verlaten? Vanwege armoede? Bracht de visserij niet meer genoeg op? Of vanwege een langdurige periode van droogte, waardoor het dal niet bebouwd kon worden? We weten het niet.
We wandelen terug over hetzelfde pad. Het is nog een hele klim naar de klif met de twee kruizen. De hoogte is slechts 110 meter, maar het pad is enorm steil. Dat hadden we op de heenweg natuurlijk ook wel gezien, maar terug omhoog voelen we de hellingsgraad aan den lijve!
Feestje van de plaatselijke voetbalclub
Met weidse uitzichten op de oceaan wandelen we terug naar Estancia Bras. Door het dorp, naar de kustweg. Daar hebben we de beste kans een aluguer op te pikken. Er komen er verschillende langs – allemaal vol. In sneltreinvaart rijden ze voorbij. Pas na een half uur wachten hebben we geluk en is er één die stopt.
Even later beklimmen we de trap van ons pension. Lekker douchen en daarna lezen onder de parasols op het zonnige dakterras. In het pension is verder niemand te bekennen en onze magen beginnen te knorren. Ik ga op onderzoek uit; er zal hier in de buurt toch vast wel een winkeltje zijn waar ik wat te eten kan krijgen? Verderop is een school met een café ernaast – een interessante combinatie.
Ik koop er wat drinken en koeken en knoop een praatje aan met de kastelein. Zeventien jaar heeft hij op Hollandse schepen gevaren maar nog nooit een voet aan Hollandse wal gezet. Nu heeft hij al weer vijftien jaar dit café op São Nicolau. Hij wil hier nooit meer weg. Op de bar zit zijn kleinzoon, een blozende kleuter die me nieuwsgierig aanstaart. Dochter, en moeder van, staat achter de bar en luistert mee. De gesprekstof en mijn Franse woordenschat raken uitgeput.
Tijd om op te stappen. Nieuwsgierig wandel ik nog even een stukje verder. Achter het café blijkt ook een supermarktje te zijn. Het is er druk op straat. Op de stoep wordt gebarbecued, heerlijke etensluchten vullen m’n neusgaten. Veel mensen, vrolijke muziek, er wordt gedanst. Een gezellige boel hier. De plaatselijke voetbalclub heeft vanavond een feestje. Tot diep in de nacht klinkt het muzieklawaai. Van slapen komt vannacht wat minder … maar gelukkig zijn er oordoppen.
Opnieuw een stralende dag op Kaapverdië
Dag 4 – Opnieuw een stralende dag. Lekkere broodjes bij het ontbijt, en genoeg. Dat komt goed uit omdat we gisteren wat te weinig hadden ingeslagen voor de lunch vanmiddag.
We zijn van plan vandaag een rondje rond Ribeira Brava te lopen. Het is zondag, hier op Kaapverdië zal alles wel dicht zijn en er zullen wel geen aluguers rijden, was de achterliggende gedachte om deze rondwandeling tot vandaag te bewaren. Als we door de stad naar het beginpunt wandelen, blijkt al snel dat het nog wel meevalt met de zondagsrust. Het is een stuk rustiger dan door de week, dat is waar, maar her en der zijn winkels geopend en bij het kerkplein zien we verschillende aluguers rijden.
We lopen langs winkels en café naar de overkant van de drooggevallen rivierbedding die Ribeira Brava doorsnijdt. Daar pakken we de weg op naar het dorp Calejao. Het wordt een warme dag, de zon laat zich goed voelen. Maar gelukkig staat er een frisse wind, waardoor het toch aangenaam wandelweer is.
Uitzicht op de vallei met Ribeira Brava
Na een uur lopen over de stille asfaltweg bereiken we Calejao. Onderweg hebben we mooie uitzichten op de vallei met Ribeira Brava. Het dorp bestaat uit wijd uit elkaar liggende huizen in een vruchtbare groene dalkom. Achter het dorp rijst een hoge rotswand op. Volgens de kaart moeten we die straks beklimmen. Maar eerst koffie. Op een terrasje genieten we van het uitzicht over de vallei en de koffie.
We wandelen verder, het dorp uit, langs de weg, zoekend naar het kapelletje waar we volgens de reisbeschrijving moeten afslaan. Een stenen pad, dat al meteen begint te stijgen. 350 meter hoog is de rotswand voor ons. Maar het pad is goed en we zijn ondertussen al aardig ingelopen.
In serpentines slingert het pad omhoog, wij slingeren mee. Er is onderweg veel te zien en te genieten van de mooie natuur op de helling. Wat hogerop staan vele agaves, een aantal zitten vol grote bloemknoppen. Er ontvouwt zich een prachtig uitzicht naar het oosten. Aan onze voeten liggen de huisjes van Calejao, omgeven door groene akkers. Daarachter begint een groen bruine hoogvlakte met een smalle grijze streep, de airstrip van het Kaapverdische eiland. Bergen en stranden verdwijnen in een blauwe waas en gaan vloeiend over in de oceaan.
Op de pas houden we lunchpauze. Op het plateau dat voor ons ligt, waait een frisse wind, een prettige verkoeling na een lange beklimming. Het plateau met bruine geploegde aarde en dorre grasvlakten loopt geleidelijk af naar een dorpje met enkele opvallende, helderblauw geverfde huizen.
We nemen het pad omlaag naar Calebincho en vervolgen de weg door dit dorp. Even verderop maken we een doorsteek dwars door de landerijen. Na enige tijd komen we opnieuw op de weg uit, die we verder volgen. Er is nauwelijks verkeer. Slechts een enkele maal passeert een tegenligger of komt een ezeltje met berijder ons tegemoet.
Wandelen naar het kleine dorpje Cachao
We volgen de weg die in enkele grote bochten over het plateau loopt. Na enige tijd wijken de bergen aan onze rechterhand terug en krijgen we zicht op de vallei van Ribeira Brava. Bij een hoog wit kruis langs de weg houden we een lange pauze en genieten we van het fraaie uitzicht. Als een landkaart ligt de vallei aan onze voeten. Het is een heldere dag. Met enige moeite kunnen we zelfs van deze afstand nog ons pension ontdekken. Als een grijs lint zien we onze terugweg liggen: een smal pad dat langs de helling omlaag kronkelt, de vallei in.
Maar eerst nog een stuk verder. Over de weg wandelen we naar het dorpje Cachao. Kleine witte huizen, omgeven door grote tuinen met veel bloemen en fruitbomen. En palmen; dat zijn natuurlijk ook fruitbomen. We ontmoeten langs de weg een oud-zeeman. Hij zit op zijn tuinhekje een beetje te mijmeren en een paar vreemdelingen zoals wij zijn zeer welkom om een praatje mee te maken.
Hij vertelt zijn hele levensverhaal; een interessante geschiedenis. Hij heeft veel op Nederlandse schepen gevaren en is overal en nergens geweest. Armoede, droogte en werkloosheid hebben een diaspora veroorzaakt die zo ver strekt als de vier continenten rond de Atlantische Oceaan. Honderduizenden Kaapverdianen zijn over de hele wereld uitgezworven, op zoek naar een betere toekomst. Onze zeeman is daar één van. Het kost hem moeite om de Nederlandse woorden weer uit zijn geheugen op te diepen. Maar het is dan ook al lange tijd geleden dat hij voor het laatst onze taal sprak.
We wandelen door Cachao. Langs de witgepleisterde kerk omgeven door palmen, naar het pad dat terug de vallei invoert. Het eerste deel gaat steil omlaag, zigzaggend over de helling. Daarna vlakt de helling wat af en wordt het pad wat breder. Na enige tijd bereiken we het punt waar we de eerste dag, toen we verdwaald waren, omkeerden.
De streek die toen zo onoverzichtelijk leek, is nu voor ons heel wat duidelijker geworden. “Kent geen geheimen meer”, is wat overdreven, maar verdwalen zoals op onze eerste wandeltocht is er nu niet meer bij. We zijn ondertussen natuurlijk ook wat meer gewend geraakt aan het Duitstalige routeboekje met zijn – voor onze begrippen – soms wat vreemde formuleringen.
Een gezellige buurtbarbeque
Op ons gemak wandelen we terug naar Ribeira Brava. We genieten van de steeds wisselende uitzichten. Over de route hoeven we ons geen zorgen meer te maken. Het pad voert ons linea recta terug naar de stad, die we beneden ons kunnen zien liggen. Bij de Esplanada Bar, aan de kop van een klein parkje, genieten we van een welverdiend drankje. Daarna zoeken we het pension op. Douchen en omkleden – het is heerlijk om je na een lange warme wandeldag even op te frissen!
Na enige tijd op het dakterras maken we een wandelingetje door de buurt. In het café dat ik gisteren al bezocht, maken we een praatje met de zeeman-eigenaar. Het gesprek is boeiend aan bestrijkt vele onderwerpen. De zaak – café annex mercado – de familie, het zeemansleven van de Kaapverdianen, het leven op São Nicolau, de ontwikkelingshulp.
Op straat wordt een buurtbarbeque gehouden. De zondagse voetbalwedstrijd is afgelopen en grote groepen jongeren trekken de stad in. Het café stroomt al snel vol en ook van de barbecue wordt druk gebruik gemaakt. Het is druk en gezellig. Na een paar biertjes keren we terug naar het pension waar we de tijd tot het eten doden met mussen voeren op het dakterras. Later op de avond genieten we van een opnieuw overheerlijke maaltijd. Nog even natafelen en de dag is weer voorbij.
Vliegen naar het eiland São Vicente
Dag 5 – Prachtig weer. Het wordt al gewoon. Vandaag is een rustige dag. Omdat we vanmiddag naar het eiland São Vicente vliegen, is er eigenlijk geen gelegenheid meer voor een wat langere wandeling. We pakken de bagage in en betalen onze rekening. De pension dame doet een beetje besmuikt over het bedrag, dat naar onze begrippen best meevalt. 6,50 euro voor een maaltijd, dat kunnen we moeilijk als duur betitelen. Voor haar is het echter veel geld, zoveel wordt wel duidelijk.
We maken nog enige omzwervingen door de stad en bezoeken wijken waar we nog niet eerder waren. Via het kerkplein komen we bij de grote stadsbibliotheek met een mooie sfeervolle leeszaal en een aanzienlijke collectie boeken. Ze hebben hier zelfs een bibliobus ter beschikking. Hij staat pontificaal voor de ingang geparkeerd.
Het is druk. Mensen doen hun inkopen, boeren van buiten de stad verkopen hun producten op de markt en op straathoeken. Na gedane zaken verzamelen ze voor de kerk en wachten op een aluguer terug naar huis. De markt is erg fotogeniek. Er zijn verder geen toeristen, dus Marjan en ik vallen wel op. Maar we zijn duidelijk niet onwelkom. Mensen wijzen en groeten. Een foto? Geen enkel probleem, op een visverkoopster na dan. Die duikt verschrikt weg achter haar koopwaar als ik mijn camera haar kant op richt. Een andere verkoopster, met hardstenen pijpje in haar mondhoek, wordt juist graag vastgelegd in bits en pixels.
Na vele omzwervingen keren we terug naar Jardim voor de lunch – frites met een frisse salade. Omstreeks vier uur vertrekken we met een taxi naar het vliegveld, even buiten de stad op een kale hoogvlakte. We zagen de airstrip – want veel meer is het niet – tijdens één van onze wandelingen al liggen.
Drukte op de luchthaven
Inchecken. Ik krijg een blanco boardingpass, die ik zelf maar invul. Lekker makkelijk! Er is een hoop gedoe over de bagage. De kleine toestellen die tussen de eilanden vliegen, hebben geen apart bagageruim. De tassen, kisten en koffers worden gewoon achterin, achter de laatste rij stoeltjes, gestouwd. Er zijn eigenlijk te weinig vliegtuigen en dientengevolge zijn alle vluchten volgeboekt. Behalve tot overboeking leidt dat ook vaak tot overgewicht, en dat is wat er nu aan de hand lijkt te zijn.
Kijk, daar gaat weer een koffer het vliegtuig uit. Een passagier ziet het gebeuren en springt op: het is zijn koffer! Die moet dus wel mee. Het blijkt nu duidelijk een voordeel dat er geen afscheiding is tussen cockpit en passagiersruimte. De passagier staat gehaast op, loopt naar voren en tikt de piloot op de schouder. “Dit kan echt niet, m’n bagage moet beslist mee!” Na wat heen en weer gepraat wordt het ding tenslotte weer aan boord gehesen.
Het is druk op de luchthaven. De passagiers verzamelen in een kleine vierkante ruimte, waar ook de halers en brengers mensen begroeten en afscheid nemen. Het is een kakofonie van geluid. Rad pratende mensen, huilende kinderen, het geraas van de vliegtuigpropellers, bagagewagentjes die over het tarmac ratelen. De omroep van het vliegveld komt er maar ternauwernood bovenuit.
Uiteindelijk heeft iedereen in het vliegtuig een plaatsje gevonden, bagage en passagiers zijn vastgesnoerd. We vertrekken met een half uur vertraging. Dat lijkt hier heel gewoon. Ongewoner is dat er bij het vertrek een paar spatjes regen vallen. Dat ‘hoort niet’ in deze tijd van het jaar. Het blijft bij een paar druppels; de donkere wolken trekken al spoedig weer weg en de zon komt weer tevoorschijn.
Aankomst in Mindelo
De vlucht van twintig minuten naar São Vicente verloopt voorspoedig. We vliegen over enkele kleine onbewoonde eilanden, zetten de daling in, scheren laag over het strand van San Pedro en komen veilig aan de grond op de gelijknamige luchthaven van São Vicente. Deze luchthaven is iets groter dan die op São Nicolau. Er staat een mooi geel en zwart stenen gebouw en achter het ‘gat in de muur’ bevindt zich zowaar een echte lopende band voor de bagage.
De afwikkeling van de vlucht gaat voorspoedig. Per taxi rijden we naar hotel Che Guevara in Mindelo, de hoofdstad van het eiland. Tijdens de rit valt de duisternis in en de lichten worden ontstoken. Mindelo is een grote stad – groot voor Kaapverdische begrippen dan. Chauffeur Toni wijst ons tijdens het voorbijrijden op de voornaamste bezienswaardigheden, voor zover we er in het donker iets van kunnen zien dan.
Dineren in een sfeervol restaurant
Ons hotel ligt in de noordelijke buitenwijken van Mindelo. De sleutel van kamer 101 wordt op de balie gelegd, een mooie ruime kamer met badkamer. Dat we weer in een wat grotere stad zijn, merken we direct aan het aantal kamersleutels. Maar liefst drie zijn het er.
Bij de receptie vragen we naar een goed restaurant. Er blijkt er een in de buurt te zijn – handig, want dan hoeven we niet helemaal naar het centrum van de stad te lopen. Marjan, met haar fantastische richtingsgevoel, leidt ons er feilloos heen. Slechts eenmaal, bij de Farmacia, gelukkig nog open, hoeven we naar de weg te vragen.
Het restaurant is sfeervol. Er speelt een orkestje, de gasten zijn piekfijn opgedoft. Wij steken behoorlijk af in onze vakantiekleren! Maar, het allerbelangrijkst, het eten is lekker. Marjan houdt het bij een omelet, ik ga voor het grotere werk, een overheerlijke kip met groenten en salade. Tegen tienen wandelen we door donkere verlaten straten terug naar ons hotel.
Lees hier het vervolg op dit reisverhaal.
Wil jij ook rondreis in Kaapverdië maken?
Bekijk hier het complete rondreis aanbod voor Kaapverdië of bekijk hier alle vakanties naar Kaapverdië.
Lees ook alles over de andere eilanden:- Tips voor een vakantie op Sal.
- De leukste bezienswaardigheden van Santiago.
- Hier vind je alles over Santo Antão.